Mijn vader had een schriftje met de aanwijzingen voor zijn begrafenis. Hij was er lang op voorhand aan begonnen, dat wisten we.
Zijn doodsbrief zat keurig getypt in het schriftje, de namen van de kleinkinderen handgeschreven.
De richtlijnen waren duidelijk.
Zo wilde hij ons graag in het zwart zien verschijnen.
De mannen konden een zwart pak huren, op kosten van het sterfhuis, zo stond het er.
Zijn foto moest in de krant bij het doodsbericht. Voor de koffietafel dacht hij aan zaal X.
Een zaterdag, dat vond hij een geschikte dag voor zijn begrafenis.
Voor ons was het makkelijk om de wensen van de regisseur
uit te voeren, we konden zelfs lachen met het schriftje en
zijn onverwoestbare drang om greep te hebben op de dingen.
Alleen de zaterdag, dat is niet gelukt.
Morgen gaan we hem bezoeken, hij krijgt een bloem en een aai, misschien ook een lied.
Daarna zoeken we een grote tafel in een café, bestellen een glas of twee en praten hem levend.