Woorden

Tentoonstelling, appeltaart, doezelen, pompoen, vriendin, champagne, lipstick, boek, muziek. Woorden liggen in laatjes te wachten om blij en boos te maken, te ontroeren of je verweesd achter te laten. Je trekt ze aan als een lekkere pull en speelt ermee, laat ze verschijnen en verdwijnen. Als de juiste woorden nog niet zijn uitgevonden, dan zwijg je of blijft het blad gewoon wit.

Welk woord wint in 2018? We mogen stemmen. Een paar van de genomineerden van dit jaar zijn: mangomoment, droogtecommissie, moordstrookje, testosterontweet en vliegschaamte, stuk voor stuk leuke samenstellingen om je gesprekspartner te verrassen of om te imponeren tijdens de feestdagen. Je vliegschaamte overwonnen? Veilig thuis geraakt na de rit op het moordstrookje? Wat vind je van zijn testosterontweet?                                                                               Huidhonger, ook mooi, maar niet op het lijstje. De twee h’s die elkaar achtervolgen, het heeft wel iets. Al hoop ik natuurlijk, lieve lezer, dat je geen huidhonger hebt. En dan zijn er nog de pas geboren woorden: sorrymuseum en inlegvelletje. Te nieuw voor het lijstje. Geen idee of ze zullen overleven.
Onlangs kwam ik  “murmelen” tegen, bijna vergeten. Mur-me-len. Het smelt in mijn mond als chocola. Je stem laten knisperen en ritselen. Heel zachtjes met de woorden omgaan.

Laat ons  met zijn allen wat meer murmelen, denk ik dan.

Jarig

Afgelopen week was Natte Inkt voor het eerst jarig.
Een jaar lang heb ik nu en dan een blogje de wereld ingestuurd.
Vandaag zou ik alweer schrappen
en priegelen, woorden verhuizen of bijmaken.
Dat heb ik geleerd van schrijfjuf Kaat
van de academie.

Intussen is de zomer uitgedoofd,
hebben de dames en heren politici hun kartonnen ikjes
binnengehaald en domineren nu de potsierlijke Halloween-
gezichten de winkelrekken, naast de
kerstbomen en de marsepein van Sinterklaas.

De zoveelste boekenbeurs in Antwerpen.

Ghostwriters en andere hebben hun best gedaan.
Tienduizenden titels, ik ben er voorlopig niet bij.
Om de drukte en de signeersessies van de talentvolle
BV’s te vermijden,
Grim in Hasselt en Malpertuis in Genk zijn
schitterende alternatieven.

We wonen opnieuw in de wintertijd en de herfst ligt op de grond.
Eerlijke kleuren vormen coalities in het gras.
‘s Avonds onder een dekentje, hete thee met limoensap
en verder kijken naar The Handmaid’s Tale of zalig lezen.

Over een paar dagen is het opendeurdag op het kerkhof
en kijken de doden geamuseerd toe.

Mooie herfst gewenst.

Zomer

Ik weet het, onze bol warmt op, misschien vlugger dan verwacht,
het gras is niet meer groen aan de overkant,
struiken en bloemen liggen op apegapen.
We hebben met zijn allen gepuft en
de schaduw leren kennen zoals nooit tevoren.
‘s Nachts staan de vensters wagenwijd open.
We hebben liters water gedronken en
gezogen aan ontelbare stukken meloen.
En we hebben ze gelezen, de ontelbare artikels over
de droge dreiging.
Mogen we eigenlijk nog blij zijn met deze zomer?
Ik ben het alvast, elke dag opnieuw is het zalig om
op te staan met alweer een wolkenloze dag,
om te zien hoe de tomaten blozen, om stijf geworden wasgoed
van de waslijn te halen, om gewoon te zitten in de warme stilte,
om op blote voeten door het vroege
bladgescharrel te lopen.
En dan zie ik in de krant dat de zeldzame waterbies
gevonden is, nu het peil van het water zo laag is.
Daarom durf ik deze eindeloze zomer omarmen.

Hoop doet leven

Iets over tienen ‘s avonds.
De trein sputtert even en staat dan stil.
“Een technisch defect,” zegt de stem.
Even later verduidelijking.
“We staan stil, omdat de trein geen stookolie meer heeft.”
Verwondering, verbazing en ongeloof.
We kijken door de raampjes, de avond in.
“En of we de trein willen verlaten,” vraagt de stem later.
We praten met de andere gestrande reizigers,
want zo’n voorval schept verbondenheid.
Intussen draait het zwaailicht van de politie rondjes,
de auto’s worden tegengehouden aan de overweg.
Geen idee waarom, want zonder brandstof…
Een kleine bestelwagen van de NMBS arriveert.
De man is begripvol en sympathiek.
Hij kwijt zich van een belangrijke taak en
deelt water uit en suikerwafels in krakerige zakjes.
De conducteur legt uit dat er in de machinekamer geen enkele
aanduiding is die de stand van de brandstof aangeeft.
Buiten aan de wagon moet hij met een meetstaaf het niveau van
de brandstof peilen.
“Tja, we wonen in Limburg,” voegt hij er schouderophalend aan toe
en krijgt dan een oproep vanuit Brussel waar ons avontuur opgevolgd wordt.
De wagons worden weggesleept.
Meer dan anderhalf uur later, zien we in de verte de lichtjes van de reddende trein.

“De werken voor de elektrificatie van de lijn Mol-Hamont beginnen na
het bouwverlof,” staat vandaag in de krant.
Het nieuws krijgt een hele pagina.
Alleen maar voordelen met deze vooruitzichten.
Vanaf 2020 is het gedaan met Bokrijkachtige toestanden.
De suikerwafels in krakerige zakjes kunnen we dan ook vergeten.

Koffie

Mijn man heeft het opgegeven.
Hij brengt me geen koffie meer in de tuin.
Jammer, maar ik begrijp hem.
Want afhankelijk van de dag, de zon en mijn vrouwelijke wispelturigheid,
drink ik uit een welbepaalde mok.
Ik heb een kleine uit de Hema, een Wedgwood uit Londen
en een viertal mollige mokken die dienen voor de avondlijke thee.
Dan zijn er nog een paar met mooie gedraaide oortjes,
een slanke mok met fruittaferelen, een blauwe met witte golven op
en een paar mooie exemplaren van Villeroy en Boch.
Mijn laatste aanwinst: twee snoepkleurige mokken van de rommelmarkt.
Vandaag staat hij opeens naast me, met de blauwe mok met
witte golven.
Hoopvol kijkt hij me aan.
Maar het is oké. De mok past bij mijn namiddag in de tuin.
Opgelucht gaat hij naar de keuken en brengt me even later een koekje.
De koffie is lekker.

Een man

Een man komt de treincoupé binnen en gaat tegenover mij zitten.
Het is een man om naar te kijken en dat doe ik dan ook.
Een zestiger (denk ik), vriendelijk gezicht, grijs haar.
Wit linnen pak, geruit hemd, een roze vlinderdasje met stipjes en dito pochet, in zijn rechterhand een groot blik Heineken en een plastic bekertje.
Hij glimlacht naar mij. Ik glimlach naar hem.
Samen kijken we naar buiten naar het voorbijrijdende groene gras.
Hij schuifelt wat heen en weer, heeft duidelijk te weinig beenruimte.
Drinkt een bekertje Heineken en kijkt opnieuw door het venster.
Dan komt er een plaats vrij aan de andere kant.
“Ik verhuis even,” zegt hij, strekt zijn benen comfortabel.
Voor de tweede keer vult hij zijn bekertje met bier.
En dan gebeurt het. De trein wiebelt een beetje en het bier gutst
over de linnen billen van de man.
Lachen is niet gepast, dus beginnen we met zijn allen papieren zakdoekjes te zoeken.
Hij maakt er geen drama van.
“Laat maar lopen, het zal wel opgedroogd zijn als ik in Luik aankom.”
Of deze trein verderrijdt naar Luik, vraag ik.
En dan houdt de man een lofrede over het mooie station en de prachtige stad
waar hij naartoe gaat.
Intussen dept hij verder.
“Op het blikje bier staat verfrissend,” zeg ik een beetje stout.
Hij schaterlacht.
“Dat had ik niet gezien.”
We praten en lachen verder tot er een hoofd verschijnt boven de zetel vlakbij.
Een nors gezicht, bril op de neus en een boek in de hand.
“Het is hier wel een stiltecoupé.”
We gniffelen, praten zachtjes verder en arriveren in het station van Maastricht.
Op het perron draai ik mij nog even om.
De man steekt zijn hand op.
Een verfrissende rit.

Asiel

Het jonge koppel heeft zijn intrek genomen in onze tuin,
in een huisje onder de notenboom.
De eenkamerwoning bevalt onmiddellijk.
Het is de tweede keer dat we asiel verlenen aan een echtpaar.
Ook deze keer is de moeder eerder bescheiden, een beetje verlegen zelfs.
Ze blijft meestal binnen.
Vader wurmt zich door de voordeur en komt en gaat.
Hij verkent de buurt en doet de boodschappen.
Op een dag horen we verse piepgeluiden.
De woning is een beetje krap, maar ze zijn tevreden,
vallen niemand lastig en fluiten in de zon.
We hebben geen ingewikkelde asielprocedure opgestart,
geen documenten laten invullen, omdat we de vogeltaal
niet beheersen.
Het gaat vanzelf.
We respecteren elkaars territorium en genieten van elkaars
gezelschap.
Zo makkelijk kan het leven zijn.

Mijn moeder (2)

Mijn moeders stem staat op het antwoordapparaat.
Of ik de zomerbloezen wil meebrengen.
Ze liggen in een plastic zak boven in de kast op haar slaapkamer. En het blauwe fleecedekentje om ‘s middags onder te rusten.
Het hoeft vandaag niet en ik hoef niet terug te bellen.
Ze ziet mij wel verschijnen, zegt ze.
“Daaaaaaaag,” en dan is ze weg.
Als ik met de bestelling arriveer, zie ik op haar tafel
twee kleine blauwe briefjes volgeschreven.
Ze mist ook nog elastiekjes, een schriftje, opbergzakjes, een gehaakte handwerktas, de foto van een broer.
En oh ja, nog twee kapstoppen om broeken op te hangen en een pakje met nagelvijltjes. Die liggen in de grote, rode bestekdoos in de kast in de woonkamer.
En zo maakt mijn moeder van haar kamer ons huis.

Bomen

Of er ooit wetenschappelijk onderzoek is uitgevoerd naar depressie bij bomen, ik zou het niet weten. Maar meer dan waarschijnlijk zit een boom ooit met de takken in het haar. Want zeg nu zelf, niets zo deprimerend dan maandenlang bloot te staan in de tuin, langs velden en wegen, in bossen. Brave, zwarte bomen die soms tot hun enkels in het winterwater staan.
En als ze pech hebben, hangt de mens een vetbol in een van de stevige armen. Vogels takken onvermoeibaar op en af, maken er een spel van om in hun oksels te pikken. Of neem nu de argeloze voorbijganger die de bomen niet eens een blik gunt, een paar wikkels van chocoladerepen achterlaat en verder wandelt.
Bezorgd om het lot van mijn lievelingsexemplaar, vlak voor ons huis, besluit ik hem aan een grondige inspectie te onderwerpen.
Na maanden nog altijd naakt en donker en met de armen in de lucht. Maar op de takken blinken heuveltjes, bobbeltjes. Opgelucht haal ik adem. Heel even streel ik zijn stam. Mijn boom heeft geen last van een dipje, geen nood aan een fluistersessie of takkenmassage, mijn boom wordt wakker en maakt zich op voor het lentefeest.

Chocola

Als kind kregen we op zondag drie blokjes chocola bij het ontbijt. De repen lagen zusterlijk naast en op elkaar in een grote blikken doos.
Keuze genoeg: witte, bruine of zwarte. (ons chocoladejargon)
Met noten, met pralinévulling, met gepofte rijst, met banaan, met een soort koekjesvulling.
Als de keuze gemaakt was, brak mijn moeder de reep in twee stukken. De andere helft werd zorgvuldig ingewikkeld.
Om het genot zo lang mogelijk te laten duren, beet ik voorzichtig kleine brokjes af en liet ze smelten op mijn gehemelte. Een andere keer sneed ik minuscule stukjes op een broodplankje en verstopte de chocola in een zondags broodje.
Het recente chocoladenieuws maakt me ongerust.
“Als sommige exotische muggensoorten van soms niet meer dan een speldenknop groot zullen verdwijnen, dan is er geen chocolade meer. Zij alleen kunnen de cacaoplant bevruchten.” Zo staat het er.
Nooit geweten dat een mug van onschatbare waarde kan zijn.
Want zeg nu zelf, een leven zonder chocola is geen leven. Fondant met framboos of sinaasappel, fondant met noten en veenbesjes, of de laatste ontdekking, met dank aan een nichtje: fondant met karamel en zeezout.
Nu heb ik onze inheemse mug nooit hoog ingeschat, regelmatig haar zomerse zoemen verwenst en talrijke familieleden neergemept.
Na het lezen van dit artikel beloof ik plechtig dat ik in de toekomst het muggenvolkje met het nodige respect zal behandelen.
Je weet maar nooit.