Een bubbel van twee. Ze staan voor de zuivelproducten. De vrouw bestudeert de etiketten. Ze twijfelt. Duikt dan achterin het rek om daar een pot yoghurt te nemen . Ze gaat voor de langste houdbaarheidsdatum, iets waaraan ook ik me bezondig. Een meisje, haar dochter vermoed ik, zit in de winkelwagen tussen de essentiële aankopen. Het lijkt alsof ze op een troon zit. Met een ontwapenende charme kijkt ze me aan. Ik kom nog wat dichterbij en wacht. “Hallo,” flapt de kleuter eruit. “Hallo,” antwoord ik. Ze blijft me aankijken. “Ik ben grote zus.” De woorden rollen naar buiten. Haar gezicht straalt. “Je wordt grote zus,” verbetert de vrouw. Ik zie een zachtgewelfde buik. Een pril begin. “Mijn mama is zwanger.” De kleuter loopt over van blijdschap. Aanstekelijk. We praten nog even en dan loop ik verder met een glimlach, de mijne verstopt achter een masker. Ik word er gelukkig van. Thuis zie ik dat ik de yoghurt vergeten ben.
Signora
“Signora, signora.” Het duurt even vooraleer ik begrijp dat ik de signora ben. Ik kijk achterom en zie vijf gemaskerde Italianen. Een van hen roept en wijst. Ik sluit aan in de rij met een sorry, scusi. Wacht geduldig tot ik aan de beurt ben om het postkantoor binnen te gaan. Zes loketten waarvan twee geopend. Twee naast elkaar. De man van signora staat naast me. Hij krijgt een stapeltje bankbiljetten van elk 50 euro. Hij steekt ze een voor een in de lucht. Mijn loketbediende kijkt me aan, wacht, knikt. Geen emotie. Komt door het masker, denk ik. “Cinque francobolli per Belgio, per favore.” Ik reik haar twee briefomslagen en drie prentbriefkaarten aan. Ze weegt ze een voor een. Vraagt dan of ik een postzegel wil of een sticker uit een machine. Ze heeft duidelijk iets met de machine, dus ik knik. En dan begint het wegen opnieuw. De brief belandt op een schaaltje, zij tuurt naar het computerscherm, tokkelt op een paar toetsen en haalt een langwerpige witte sticker uit de machine. Plakt de grote stickerzegel langzaam op de omslag. Een stukje van de geadresseerde verdwijnt. Dezelfde handeling voor de volgende brief. Dan zijn de kaarten aan de beurt. Wegen, typen, printen. Ze kijkt naar de grote sticker, twijfelt. Zoekt een schaar en knipt wit weg aan de linker-, rechter-, boven- en onderkant. Nog steeds te groot. Een Italiaanse zucht doorheen het masker. “Francobollo?” Ze moet wachten op haar collega die de man intussen een derde stapeltje bankbiljetten geeft. Zij beheert de postzegels, verdwijnt in een andere ruimte, komt terug met drie zegels. Nu nog afrekenen. Ze kijkt naar mijn betaalkaart, vraagt of ik de naam ben op de kaart. Dan begint het typen opnieuw. Er komt een A4’tje tevoorschijn. Met haar schaar knipt ze tot er een vierkantje overblijft, mijn factuur. De man naast me wacht op een omslag. De omslagen liggen bij de postzegels in het achterliggende kantoor.
We lopen samen naar buiten, op gepaste afstand. Ik treuzel. Denk aan die stapeltjes geld . Misschien roept hij “Signora.”
Woordraadsel
Een woord met drie lettergrepen. Tip een: kleeft al maandenlang hardnekkig aan ons leven. Tip twee: het rolt voortdurend uit mijn mond. Ik blijf artikels en opiniestukken lezen in verschillende kranten en breng achteraf verslag uit aan mijn man. Hij luistert geduldig. Deze keer niet. Hij zucht. Hij is het beu. Hij heeft gelijk. “Elke keer als ik het woord vandaag uitspreek, krijg jij vijf euro.” We slaan de handen tegen elkaar om de afspraak te bezegelen. De krant blijft dicht, de computer ook. Ik maak aardbeienconfituur. Weeg het fruit en de suiker, pers een limoen uit, zet de bokaaltjes klaar. Een muur vol met mazelen als ik het fruit mix. Even later bloost de confituur op het aanrecht. De keuken ruikt zomers. Volgend afleidingsmanoeuvre: de kast met tafellakens opruimen. Kast leeghalen en schoonvegen. Sorteren op kleur deze keer? Drie linnen exemplaren, gekocht op de rommelmarkt. Ik mis ze, die markten, dat zondags plezier van voor de periode van het woord met de drie lettergrepen. Oppassen nu. Niet toegeven. De tuin in. Ik kies een perk om te wieden. Dan belt mijn zus, ze is net terug van een kampeervakantie. Als zij begint over het woord met … vlucht ik de slaapkamer in. Hier kan hij mij niet horen.
‘s Avonds haal ik opgelucht adem. Vandaag heb ik veel gespaard.
Volgende week trakteer ik hem op mos-se-len.
Wijsheid
Ik zie het voor me: onze virologen en de negen bevoegde ministers die samen wandelen met een ongekende plechtigheid, ergens in een bosdreef. Ze praten geanimeerd over het virus en schrijden verder tot het inzicht in hun schoot valt. Net dan arriveren ze aan een bank. Mogen ze gaan zitten of hoort dat bij de volgende fase? Geven ze elkaar een kus of hoort dat bij de laatste fase? Al dat schrijden zorgt voor kostbare inzichten. Vandaag zetten ze de deur van ons leven verder open. We mogen voorzichtig knuffelen en snuffelen aan elkaar. We krijgen ons leven terug, mogen weer bijna alles. Het voelt als sinterklaasochtend: de tafel lag vol met lekkers en speelgoed , omdat we braaf waren geweest.
Het virus
Dag Mevrouw Corona
Sta mij toe dat ik me even tot u richt.
Uw verblijf blijft niet onbesproken. Al maandenlang vult uw aanwezigheid de kranten en de journaals. De ene grafiek is nog indrukwekkender dan de andere. Een grafiek over het aangerichte verdriet is er nog niet. Onbegonnen werk. U legt gevoeligheden bloot: ouderen? Niet zo belangrijk. In duidingsprogramma’s worden er voorzichtige voorspellingen gedaan over de termijn van uw logeerpartij.
Intussen haalt u ons hele leven door elkaar en verplicht ons om gemaskerd door het leven te gaan.
U zwijgt. Is het de bedoeling dat u asiel aanvraagt? Wil u een procedure opstarten om hier permanent te verblijven of bent u gewoon moe van al dat reizen? Want na skivakanties, verblijven in China en een tournee doorheen Europa kan ik me voorstellen dat u toe bent aan wat rust, wat afstand wil nemen.
Kunnen we een dialoog aangaan? Een zoomsessie organiseren om uw vertrek voor te bereiden? Kan ik u blij maken met een boekenpakket, een vijfgangendiner, een reis naar de maan?
Ik hoor het graag.
Met vriendelijke groeten.
Katrien
een glimp geluk
in een poppenbed
we zwijgen naar elkaar
ik zie
hoe je went
aan je lichaam
dat de juiste maat heeft
alles
moet nog komen
je hand schuift dichterbij
ik plak een vingerafdruk op het scherm
ons eerste gesprek
Hoop
Als Marc Van Ranst het uitlegt in het groen, blinkt het televisiescherm van hoop. Onvermoeibaar geeft hij antwoorden. Knikt minzaam, doet voorzichtige uitspraken, herhaalt adviezen, voorziet de grafieken van commentaar en wijst met zijn groene arm naar de cijfers.
Queen Elisabeth trekt een groenkleurige jurk aan om de Britten toe te spreken. Ze draagt een parelsnoer en heeft de lippen gestift. Zij heeft de oorlog nog meegemaakt, weet hoe ze het volk moet toespreken. Ik onthoud haar laatste zin: “De betere dagen zullen terugkeren.”
In mijn kleerkast geen groen, daarom stuur ik jullie de uitbundige lentekleuren.
Mooie paasdagen.
Mijn moeder
“Ik heb nog twee boeken,” vertelt ze aan de telefoon. “Daarna moeten we naar de bibliotheek.” “Mama, de bibliotheek is gesloten.” Het blijft even stil. “Dan moet ik wat langzamer lezen,” laconiek, zoals ik haar ken. Ze gaat wonderwel om met corona. Breit verder, begint aan een nieuw haakwerk, zet een bericht op Familienet, accepteert dat de kapster niet meer komt, rommelt wat in haar kasten, kijkt soms naar het journaal en leest, vanaf nu dus, wat langzamer. Haar dagelijkse wandeling naar de grot in de tuin kan gelukkig nog, hetzij met een begeleider. Verder geniet ze van serenades op het grasveld, kaarten en brieven, pakjes en telefoongesprekken. Nu en dan zie ik haar achter glas vanuit het kantoor op de benedenverdieping. Het venster gaat open en dan kunnen we elkaar ook horen. “Net een gevangenis,” grapt ze. Niet dat ze daar bij mijn weten ooit geweest is, maar toch. “Dit is echt fijn. Kan je eens aan Paul vragen of hij komt kijken naar mijn rollator. Er is iets mis met een wieltje.” “Mama, …” “Oh, dat mag ook niet, zeker.”
Tijd
Saskia De Coster interviewt Jacqueline Mesmaeker. Zo leer ik de Belgische kunstenares van 91 kennen die vergeleken wordt met Louise Bourgeois. Mevrouw Mesmaeker krijgt een overzichtstentoonstelling in Bozar. Ze vertelt hoe ze als kind van vijf gefascineerd was door de aanblik van een uurwerk: een voorwerp dat de tijd bijhoudt, tijd kan manipuleren door met de wijzers te spelen. Tien voor tien, twintig over vijf, drie uur, zeven uur, vijf voor twaalf. Ik speel met de gedachte om met de wijzers te draaien tot mijn vingers pijn doen. De hele dag draaien tot we weken verder zijn om dan opgelucht adem te halen.
Intussen houden we afstand, geven we elkaar ruimte stilte tijd.
Chanel
We kijken samen naar de boeken in de etalage, de jonge moeder en ik. Haar baby huilt. Ze maakt sussende geluiden, schommelt met de kinderwagen, rijdt vooruit en achteruit. De baby geeft niet op. Zij laat zich niet uit haar lood slaan. Ze blijft titels lezen, afwegen wat ze gaat kopen. Het gehuil wordt krijsen.
“Het leven is niet elke dag Chanel, meisje.” Geamuseerd wacht ik op het vervolg, maar dat komt er niet. In de plaats daarvan herhaalt de moeder de levensles. Misschien vindt deze baby het later normaal dat het geluk niet elke dag in de bomen hangt. We lachen naar elkaar. Ik zie hoe ze op het einde van de straat een parfumerie binnenstapt. Wellicht om te spritsen met Eau Tendre van Chanel.