Het zomert

Het zomert.

Bloemen dragen bontgekleurde jurken

pronken met hun armen wijdopen

golven spelen het vertrouwde spel van eb en vloed

strooien met wat schelpen

de meisjes fladderen de vlinders achterna

ze bouwen luchtkastelen en serveren

thee in minuscule kopjes

vragen wat doodgestorven is

en of zij nu voor altijd in de aarde woont

of het daar warm genoeg is

of ze daar pasta eten

ze bakken taarten met schelpenogen

schuilen in een huis van lakens onder de notenboom

en lachen tot het bedtijd is

in het museum kijken fluistermensen naar stille schilderijen

een ingekaderde vrouw leest een boek

ze zit aan de keukentafel

glimlacht

lijkt op mijn moeder.

Het zomert

ook zonder haar.

Onderbroeken

Eindelijk fris nieuws in de media. We mogen onderbroeken verstoppen om zo te achterhalen of onze bodem oké is. Ik heb meteen sympathie voor dit initiatief. Welk exemplaar ga ik begraven? Ik trek mijn onderbroekenla helemaal open en bestudeer mijn collectie. Voorwaarde: de onderbroek moet van katoen zijn. Insecten houden niet van satijn en polyester. Sabbelen ze graag aan wit, blauw, rood of zwart? Ik rommel wat in de lade. Helemaal onderaan ligt juffrouw Sloggi. Zalmkleurig en kuis van voorkomen, rust ze uit van jarenlange, trouwe dienst. Nu en dan mag ze mee de wijde wereld in, dan trek ik haar aan omdat het een moeilijke dag wordt. Als juffrouw Sloggi rond mijn billen woont en bijna mijn hele lichaam verwarmt, voel ik de wijsheid en de kracht van mijn moeder, de vorige eigenaar van de juffrouw. Juf Sloggi blijft hier. Twee zwarte exemplaren die ik aan zee kocht? Neen. Deze boxer? Hmmm, neen. Het is zoeken, kijken en keuren. En dan vind ik een donkerblauw exemplaar, nog niet gedragen wegens te hoge uitsnijding. Op het etiket staat 100% katoen. Nu nog een kuiltje graven van tien centimeter en de broek begraven. Op de begraafplaats plaats ik een stokje om zo achteraf de rafels terug te vinden of de hele onderbroek, want stel dat de miertjes en wormpjes ook niet houden van een hoog uitgesneden exemplaar. Ik houd jullie op de hoogte.

Week van de poëzie

Vandaag nodig ik een gedicht uit

de gedekte tafel is zenuwachtig

taarten knipperen

met hun slagroomogen

dan is het zover

de verzen bellen aan

ze rijmen zich een weg

naar binnen

de dichter

leunt tegen de eerste strofe aan

schuift nog

met wat woorden

eet de uitroeptekens op

heft het glas

en klinkt

op de poëzie

De nieuwjaarsbrief

Mijn nieuwjaarsbrieven zitten ergens in mijn boekentas. In mijn zondagse jurk, zenuwachtig en opgewonden lees ik mijn handgeschreven wensen voor. Beloof om thuis braaf te zijn en een jaar mijn best te doen op school. Drie kussen en de brief afgeven. Tot op het laatste ogenblik verstop ik de inktvlek met mijn duim. Een boze juf. Een nieuwjaarswolk, probeer ik nog. Mijn vader vindt de wolk mooi. We reizen naar meters en peters en wensen alles wat wenselijk is. De grote mensen drinken een doorschijnend drankje in een piepklein glas en knikken. Vinden dat we groot worden. ‘s Avonds, met een kring zussen en broers rond de tafel, tellen we het briefjesgeld. Zijn onder de indruk van het bedrag dat we bij elkaar gewenst hebben.

1 januari 2023. We mogen weer helemaal opnieuw beginnen: een, twee, drie, enzoverder, enzovoort. Voor het nieuwe jaar wens ik jullie een zachte zetel en een goed boek, hete gemberthee en een Neuhauspraline, fondant met rode korreltjes op. Verwondering als binnenkort de sneeuwklokjes uit de grond kruipen en een kleuter een personage uit een boek plukt. Gewonigheid, zo gewoon, zo speciaal. Dromen, omdat elke droom mag. Een handvol komma’s om te rusten onderweg. En houden van, er is nog zoveel om van te houden.

Gelukkig nieuwjaar en alles wat wenselijk is.

De verhalenbus

“Mag ik naast u zitten,” vraagt ze. We kijken samen naar buiten. De straten blinken van de regen. “Och, het weer is maar het weer. Alleen wonen, dat valt niet altijd mee. Mijn man is gestorven.” We praten een paar haltes. De jonge vrouw voor ons draait zich om. Ze wil graag deelnemen aan het gesprek. “Na mijn werk ga ik naar mijn vriend.” Ze wijst trots naar haar trolley, vertelt dat ze niets bij hem achterlaat, je weet maar nooit. “Ik heb drieëntwintig jaar een relatie gehad met een narcist, weet u wat dat is, mevrouw?” Ik knik, begrijp het woord, weet gelukkig niet wat het betekent om met zo iemand samen te leven. “Ik werk in een beschermde werkplaats, krijg stempelgeld en dan nog een euro per gewerkt uur.” Ik schrik. Zij lijkt tevreden met haar situatie. Ze ratelt verder over haar exen, haar zoon die ze nooit meer ziet, haar kwaaltjes. De vrouw naast me zegt niets en ik probeer het juiste antwoord te formuleren. Dan stapt mevrouw een uit voor haar wekelijkse koffie in het winkelcentrum. De volgende halte verdwijnt ook mevrouw twee met haar trolley. Ze moet een uur wachten op de volgende bus. Even later hoor ik achteraan kibbelende stemmen. “Steek die wafel weg, ik mag geen suiker eten, ik kan het niet verdragen.” “Ik heb suiker te weinig, ik moet nu iets eten.” “Stop die wafel weg.” “Moet ik ze misschien aan de chauffeur geven? ” Eindbestemming bereikt. Bijna bots ik tegen twee mannen op. “Mevrouw, heeft u gehoord wat ik zei,” vraagt een van de twee.” Sorry, meneer, ik heb niet geluisterd.” “Mevrouw, ik word vijfenzeventig. Ik zoek een vrouw om voor mij te zorgen. Ik denk dat het iets voor u is.” Ik glimlach en beloof om na te denken over het voorstel. Hoog tijd voor mijn kop koffie.

Queen Elizabeth II

Queen Elizabeth II passed away. In het Engels is doodgaan plechtiger, koninklijker. Op de radio muziek, stukken die op een of andere manier verbonden zijn met de koningin. Vera Lynn zingt: “Land of hope and glory, mother of the free.” Ik draai de volumeknop helemaal open en zing mee. Elizabeth leek onsterfelijk. Haar devotie aan the British people ontroerend. Ontelbare mantelpakjes en hoeden in snoepkleuren loodsten haar doorheen een levenslang verhaal. Ik stel me voor hoe ze ‘s avonds aan de open haard zat te peinzen. Een degelijke, ouderwetse kamerjas, dikke gebreide kousen en een mok hete thee. Op die mok een hond of een paard. Naast haar een stapeltje tabloids. “All will be well in the end,” zal ze gedacht hebben bij het lezen van de zoveelste roddel over haar familie. Haar zoon Charles vertelt in een interview hoe hij als kind in bad zat en zijn moeder de badkamer binnenliep met de loodzware kroon op haar hoofd, om te oefenen. Een scène uit Shakespeare: een kaarsrechte koningin die de koninklijke handdoek openvouwt als Charles uit het water komt. De kroon wiebelt, maar zij kan elke situatie aan. Een ander heerlijk verhaal: tijdens het bezoek van Donald Trump draagt Queen Elizabeth een broche die ze gekregen had van Barack Obama, een juweel van protest. Binnen- en buitenlandse kranten staan vandaag vol met foto’s van haar leven, dat van koningin, meisje, vrouw en moeder. Ik houd het meest van de foto’s uit Balmoral: een koningin die bemodderde laarzen draagt, een vrouw die wandelt met haar honden, een meisje dat grapjes maakt en helemaal opgaat in haar paarden. Queen Elizabeth, mother of the free.

In het restaurant

Hij zit halfverstopt achter een kamerplant, maar ik herken hem. Een bekende plastische chirurg. Hij drinkt een glas bier en wacht op zijn eten. Ik schuifel ongemakkelijk op mijn stoel. Zou hij me door een professionele bril bekijken? Hij registreert de wandelpaden in mijn gezicht. Ik tuit mijn lippen. Botox nodig? Het kan hem niet ontgaan dat mijn oogleden dringend toe zijn aan een correctie. Nu glijdt zijn blik naar beneden, de plek waar bij de meeste vrouwen borsten wonen. Ik recht mijn rug, schouders naar achteren. Hij neemt zijn mes en strijkt de rimpels van de paprika glad, snijdt een stukje af, prikt het op zijn vork en eet. Mijn man vraagt waarom ik zo vreemd doe. “Heb je al gekozen?” “Ik neem de gevulde paprika,” antwoord ik. De huid van de dokter is glad, je weet maar nooit. Het eten is heerlijk. Ik hoor hoe hij alleen maar telefoongesprekken voert, operatiezones bespreekt? Hij glimlacht minzaam als hij de zaak verlaat, knikt nog even. “Het valt nog allemaal best mee, mevrouw,” hoor ik hem denken. Ik neem een slok van de ouzo die mijn man aangeboden krijgt door de zaak en recht mijn rug, schouders naar achteren.

De wereld draait door.

In Adinkerke heeft de verkiezing van Miss België plaatsgevonden. Ik heb niet meegedaan. Op het journaal zie ik hoe een vrouw zich meeuws gedraagt. Ze oefent voor een wedstrijd die doorgaat in De Verloren Gernoare, een café in De Panne waar ik ooit een koffie dronk. Ik stel me voor hoe de meeuwen vol verbazing toekijken naar de krijsende deelnemers. Als meeuw zou ik achteraf een kakske laten vallen op de schouders van de winnaar. Het lijkt of president Zelenski nog steeds hetzelfde T-shirt draagt. Intussen parkeert een gaai op een tak van de notenboom en huppelt een roodborstje de lenteochtend in. De ouders van een vriend van mijn zoon wonen in Kiev. Ze zijn bang. Will Smith deelt een klap uit, verdedigt zo zijn vrouw. Even later krijgt hij een Oscar en applaus. De schoonouders van mijn zoon wonen in Roemenië. Ze zijn bang. In onze gemeente zijn vijfenzestig Oekraïners aangekomen. Zij hebben maar een wens: zo vlug mogelijk terug naar huis. Mijn man komt thuis met acht bananen. Hij weet niet dat je een paar bananen van de tros mag halen. In de tuin trekken de bomen hun bloesemjurken aan. Een zus belt om te vragen of de laatste letter van gebrieft een d of een t is. Biden scheldt Poetin uit. President Macron stelt zich vragen bij zijn taalgebruik. Ik ook. Mijn dochter vraagt of ze de waterpokken gehad heeft.

Vanavond lees ik de laatste hoofdstukken van: ” Prachtige wereld, waar ben je,” van Sally Rooney.

Een tip

“Als je ‘s morgens je gezicht wast, moet je het niet echt afdrogen, eerder deppen. Daarna pas je dagcrème aanbrengen, dat is beter voor de huid. Ik heb het ergens gelezen,” voegt mijn moeder er nog aan toe. “Ik geloof op de achterkant van acht maart.”

Ik verdenk haar ervan dat zij dat trucje al jaren toepast. Ze is een meisje van tweeënnegentig en heeft minder rimpels dan ik. Haar huid is mooi strak met hier en daar een levenskanaaltje. Of komt het omdat ze al jaren de dagcrème van het Kruidvat gebruikt? Vandaag volg ik haar raad op: wassen, voorzichtig deppen en daarna de crème, eigenhandig gemaakt door een vriendin, aanbrengen. Mijn huid eet en drinkt de crème. Is het de zon, het lentegevoel, de eerste vlinder of werkt het echt? Ik heb zo de indruk dat mijn gezicht straalt vandaag.

Oorlog

“Wat komt er hier?” Mijn dochter is vijf. Ze zit achterop in het fietsstoeltje. “Een bejaardenhuis,” zeg ik. Maanden later staat het gebouw recht. “Mama, ik zie een piraat voor het raam.” “Wat zeg je?” “Jij hebt me verteld dat dit een piratenhuis wordt.” Bejaardenhuis, piratenhuis. En dan begint ze met zwaaien. De piraat wuift terug. Elke ochtend, elke avond. Ook mijn zoon doet mee, later mijn man en ik. De meneer wordt onze zwaaipiraat. Op een dag wenkt hij ons naar binnen. Vertelt over zijn leven, zijn verblijf in vier verschillende concentratiekampen. Laat foto’s kijken die ik liever niet zie. Zijn rug is gekromd van de pijn, slagen van een soldaat omdat hij zich bukte om soep te drinken die op de grond gevallen was. Nu gaat hij op tijd klaarzitten om de kinderen vooral niet te missen. Zwaaien is zijn levensdoel. Op een dag nodigt hij ons uit voor een etentje, bestelt een taxibusje zodat we een glas wijn kunnen drinken. Ook nu praat hij honderduit over de oorlog die aan zijn lichaam plakt, in zijn lijf woont. Hij is dood intussen. Vandaag denk ik aan hem nu er opnieuw soldatenlaarzen in de straten van een Europees land denderen. Nu wij vol verbazing de beelden bekijken, de dreiging voelen en de angst zien. Ver weg en toch zo dichtbij. Vandaag zou ik nog eens naar onze piraat willen zwaaien.