Queen Elizabeth II passed away. In het Engels is doodgaan plechtiger, koninklijker. Op de radio muziek, stukken die op een of andere manier verbonden zijn met de koningin. Vera Lynn zingt: “Land of hope and glory, mother of the free.” Ik draai de volumeknop helemaal open en zing mee. Elizabeth leek onsterfelijk. Haar devotie aan the British people ontroerend. Ontelbare mantelpakjes en hoeden in snoepkleuren loodsten haar doorheen een levenslang verhaal. Ik stel me voor hoe ze ‘s avonds aan de open haard zat te peinzen. Een degelijke, ouderwetse kamerjas, dikke gebreide kousen en een mok hete thee. Op die mok een hond of een paard. Naast haar een stapeltje tabloids. “All will be well in the end,” zal ze gedacht hebben bij het lezen van de zoveelste roddel over haar familie. Haar zoon Charles vertelt in een interview hoe hij als kind in bad zat en zijn moeder de badkamer binnenliep met de loodzware kroon op haar hoofd, om te oefenen. Een scène uit Shakespeare: een kaarsrechte koningin die de koninklijke handdoek openvouwt als Charles uit het water komt. De kroon wiebelt, maar zij kan elke situatie aan. Een ander heerlijk verhaal: tijdens het bezoek van Donald Trump draagt Queen Elizabeth een broche die ze gekregen had van Barack Obama, een juweel van protest. Binnen- en buitenlandse kranten staan vandaag vol met foto’s van haar leven, dat van koningin, meisje, vrouw en moeder. Ik houd het meest van de foto’s uit Balmoral: een koningin die bemodderde laarzen draagt, een vrouw die wandelt met haar honden, een meisje dat grapjes maakt en helemaal opgaat in haar paarden. Queen Elizabeth, mother of the free.