Terwijl de wereld in de ban is van de man met de lege woorden en de rode das, kijk ik binnen in de winkelwagen van de mevrouw voor me. Vijf plastic zakken mooi op elkaar gestapeld. In de zakken zit potgrond. Het is de tijd van het jaar om te strooien met malse, zwarte aarde. Ik stel me voor hoe mevrouw thuis haar tuinlaarsjes en -handschoenen aantrekt en een van de zakken opentrekt. Als ze op mij lijkt, lukt dat niet onmiddellijk. Ik vloek meestal een keer of tien vooraleer de zak naar mij luistert en hang dan zelf vol met zwarte, malse aarde. Deze mevrouw ziet er handiger uit. Als ik dichterbij kom, zie ik dat ik me vergist heb. In haar winkelwagen liggen vijf zakken met diepvriesfrietjes, van elk twee kilogram. Tien kilogram frietjes. Tien kilogram frietjes. Als ik buitenkom, laadt ze de laatste zak in de kofferruimte. Even overweeg ik om haar gerust te stellen. Het is alleen in het land van de man met de lege woorden en de rode das dat de diepvriesfrietjes duurder worden. Zou ik. Net op dat ogenblik kijkt ze me aan. “Frietjesfeest voor de klas van mijn dochter,” zegt ze. Ik glimlach en knik.