“Wat komt er hier?” Mijn dochter is vijf. Ze zit achterop in het fietsstoeltje. “Een bejaardenhuis,” zeg ik. Maanden later staat het gebouw recht. “Mama, ik zie een piraat voor het raam.” “Wat zeg je?” “Jij hebt me verteld dat dit een piratenhuis wordt.” Bejaardenhuis, piratenhuis. En dan begint ze met zwaaien. De piraat wuift terug. Elke ochtend, elke avond. Ook mijn zoon doet mee, later mijn man en ik. De meneer wordt onze zwaaipiraat. Op een dag wenkt hij ons naar binnen. Vertelt over zijn leven, zijn verblijf in vier verschillende concentratiekampen. Laat foto’s kijken die ik liever niet zie. Zijn rug is gekromd van de pijn, slagen van een soldaat omdat hij zich bukte om soep te drinken die op de grond gevallen was. Nu gaat hij op tijd klaarzitten om de kinderen vooral niet te missen. Zwaaien is zijn levensdoel. Op een dag nodigt hij ons uit voor een etentje, bestelt een taxibusje zodat we een glas wijn kunnen drinken. Ook nu praat hij honderduit over de oorlog die aan zijn lichaam plakt, in zijn lijf woont. Hij is dood intussen. Vandaag denk ik aan hem nu er opnieuw soldatenlaarzen in de straten van een Europees land denderen. Nu wij vol verbazing de beelden bekijken, de dreiging voelen en de angst zien. Ver weg en toch zo dichtbij. Vandaag zou ik nog eens naar onze piraat willen zwaaien.
Zeer mooie tekst tante!