Ik weet het, onze bol warmt op, misschien vlugger dan verwacht,
het gras is niet meer groen aan de overkant,
struiken en bloemen liggen op apegapen.
We hebben met zijn allen gepuft en
de schaduw leren kennen zoals nooit tevoren.
‘s Nachts staan de vensters wagenwijd open.
We hebben liters water gedronken en
gezogen aan ontelbare stukken meloen.
En we hebben ze gelezen, de ontelbare artikels over
de droge dreiging.
Mogen we eigenlijk nog blij zijn met deze zomer?
Ik ben het alvast, elke dag opnieuw is het zalig om
op te staan met alweer een wolkenloze dag,
om te zien hoe de tomaten blozen, om stijf geworden wasgoed
van de waslijn te halen, om gewoon te zitten in de warme stilte,
om op blote voeten door het vroege
bladgescharrel te lopen.
En dan zie ik in de krant dat de zeldzame waterbies
gevonden is, nu het peil van het water zo laag is.
Daarom durf ik deze eindeloze zomer omarmen.